Besluitvorming en procedure
Besluit m.e.r. - wel of niet verplicht?
Voor het realiseren van windenergie op land is een m.e.r.- procedure en het opstellen van een MER (milieueffectrapportage) niet bij voorbaat verplicht. Of een dergelijke procedure en rapportage wel of niet moeten worden opgesteld, hangt af van het aantal turbines dat geplaatst wordt én het vermogen dat zij leveren. Dit betekent dat windparken (gedefinieerd als ten minste 3 windturbines) met een vermogen vanaf 15 MW of, wanneer er 10 of meer turbines worden geplaatst, dat dergelijke parken m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn.
Vergewisplicht
Voor windenergieprojecten die onder deze drempel blijven (en dus niet m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn), geldt wel een 'vergewisplicht'. Deze plicht houdt in dat het bevoegd gezag beoordeelt, of de activiteit zodanige gevolgen heeft dat er op grond van de Europese richtlijnen toch een m.e.r.- beoordeling moet worden uitgevoerd.
De vergewisplicht kan vormvrij plaatsvinden, maar is in de wet algemene belpalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht voor onder meer windparken gekoppeld aan een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM).
Indien geen MER benodigd is, wil dit niet zeggen dat er geen uitgebreid milieu- en natuuronderzoek uitgevoerd moet worden. Ter onderbouwing van de beoordeling of er al dan niet een MER opgesteld moet worden, zal vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd moeten worden als voor een MER.
Reguliere procedure
Voor de omgevingsvergunning voor windpark Halsteren / Bergen op Zoom geldt de reguliere (korte) procedure. Ook worden er geen voorschriften aan verbonden, omdat het Activiteitenbesluit van toepassing is. Aangezien er ook altijd een omgevingsvergunning voor het bouwen van de windturbines vereist is, moet de omgevingsvergunning (OBM) gelijktijdig worden aangevraagd en verleend. De verwachting is dat er geen passende beoordeling in het kader van de Natura 2000 uitgevoerd moet worden, waardoor er naar verwachting geen verplichting is tot het uitvoeren van een m.e.r. - procedure.
Bij de verkorte procedure wordt gebruik gemaakt van de coördinatieregeling en het bestemmingsplan.